Familiebedrijven tonen in deze coronacrisis hun weerbaarheid en crisisbestendigheid. Deze crisisbestendigheid wordt echter ondermijnd door de bouwstenennotitie die staatssecretaris Hans Vijlbrief van Financiën in mei van dit jaar aanbood aan de Tweede Kamer. In deze notitie wordt voorgesteld om belasting te gaan heffen op niet uitgekeerde winsten. Uit de resultaten van het RSM-Nyenrode Familiebedrijven-onderzoek blijkt dat 88 procent van de familiebedrijven vreest dat de voorstellen uit de bouwstenennotitie zullen leiden tot minder bedrijfsinvesteringen. Ruim 58 procent van de familiebedrijven verwacht dat het voortbestaan van hun onderneming door de plannen in gevaar komt.
Eigenaren van familiebedrijven kiezen er veelal voor om hun vermogen in het bedrijf te laten; om te investeren in hun bedrijf in plaats van het uitkeren van dividend. Dit zorgt voor ‘vet op de botten’ waardoor momenteel veel arbeidsplaatsen in Nederland behouden blijven en familiebedrijven na de crisis voldoende financiële slagkracht hebben om weer volop te kunnen ondernemen.
Belastingheffing versus investeringen
Het meest in het oog springende voorstel voor familiebedrijven in de bouwstenennotitie is de beleidssuggestie om jaarlijks een belastingheffing in te voeren over niet uitgekeerde winsten. Uit het onderzoek blijkt dat 88 procent van de familiebedrijven het grootste deel van de gerealiseerde winst van de onderneming gebruikt om nieuwe investeringen te doen in hun bedrijf. De voorgestelde belastingheffing over niet uitgekeerde winsten zal volgens de onderzoekers zeker ten koste gaan van de investeringen in hun familiebedrijf.
Versoberen bedrijfsopvolgingsregeling
In de bouwstenennotitie worden tevens een aantal voorstellen gedaan tot het versoberen van de bedrijfsopvolgingsregeling. Er wordt voorgesteld om de doorschuifregeling voor de inkomstenbelasting af te schaffen en de vrijstellingen voor de erf- en schenkbelasting eveneens af te schaffen of sterk te verminderen. Bij het volledig afschaffen van beide regelingen is bij het vererven of schenken van de onderneming grofweg 40 procent belasting verschuldigd.
Deze beleidssuggestie zal volgens de onderzoekers voor 44 procent van de familiebedrijven aanleiding zijn om te kiezen voor een versnelde bedrijfsoverdracht naar hun opvolger. Ook verwacht 58 procent van de familiebedrijven dat het voortbestaan van hun onderneming in gevaar komt wanneer de verschuldigde belasting na vererving uit de onderneming moet worden gehaald. 56 Procent van de familiebedrijven geeft aan dat een afschaffing van de bedrijfsopvolgingsregeling zal leiden tot uitstel van de bedrijfsoverdracht.
Naast bovenstaande onderwerpen gaat het onderzoek ook in op de gevolgen voor familiebedrijven met betrekking tot de voorgestelde vrijstelling voor de erfbelasting, het excessief lenen bij de eigen vennootschap en de stijging van de overdrachtsbelasting voor bedrijfspanden.